Literatuur | Weeda: In het algemeen op zonnige tot half beschaduwde, vochtige tot vrij droge plaatsen op lemige, matig voedselrijke grond. Voornamelijk als zoomplant: aan bosranden, in hakhoutbosjes, bermen of afgravingen, en wel op keileem en op de grens van rivierafzettingen met pleistocene zandgronden. Kan worden begeleid door Lathyrus linifolius, Trifolium medium, Solidago virgaurea en Succissa pratensis. Kwam verder op enkele plaatsen voor in natte graslanden, met onder meer Sanguisorba officinalis, Lysimachia vulgaris en Juncus acutiflorus. Oberdorfer: in hooilanden in veenmoeras (Moorwiesen), ook in hoogopgaande vegetaties langs sloten of in lichte loofbossen, op vochtige tot wisseldroge, matig voedselrijke, zwak zure tot basische bodem. |