Literatuur | Heukels: op open, vochtige, matig voedselarme, al of niet kalkhoudende zandgrond in akkers en bermen. Oberdorfer: in onkruidgezelschappen op akkers, wijnbergen of puin, op plusminus voedselrijke, wisseldroge, basenrijke, vaak kalkarme leem en klei, warmteminnend, vermoedelijk Secalinetea soort, ook in Chenopodietea-gezelschappen. Weeda: groeide tussen haver, boekweit en andere landbouwgewassen, vooral in nieuwe ontginningen in het zuiden van het land. Ook op open, vochtige plekken in de duinen, wat meer met haar natuurlijke standplaats in zuidelijker streken overeenkomt. Tegenwoordig vrijwel alleen als adventiefplant. |