Literatuur | Weeda: langs de Geul op tamelijk droge en schrale, grazige, zandige grond; in het aan ZL grenzende deel van Belgiƫ ook op tamelijk vochtige plaatsen. Oberdorfer: op vochthoudende, voedselrijke en basenrijke, kalkarme, matig zure humeuze leembodem, vooral in bergweiden, ssp. calaminare in schraalgraslanden op aan zware metalen rijke bodem |