Literatuur | Weeda: op zeer humusrijke, zure, meestal lemige bodem, op plekken met toevoer van voedingsstoffen uit de omgeving (bermen, bosranden). Oberdorfer: op plusminus vochthoudenden, voedselrijke klei- en leemgrond in open plekken in het bos, langs wegbermen en akkerranden, aan struweel. Van der Ploeg (1989)(Gorteria 15-1): in de marge van de bebouwde kom op humusrijke grond en in de (half)schaduw van hoge bomen. Steeds vindt een zekere toevoer van voedingsstoffen plaats. Ellenberg: F = 5 (vochthoudend). |