| Literatuur | Weeda: plant van open, ondiep onder water staande of droogvallende plaatsen. In vergelijking met meeste andere oevergrassen een pionier; in situaties waar een zekere waterbeweging voor open plekken aan de oever zorgt; ook aan nieuw gegeraven of regelmatig geschoonde sloten. Begeleiders zijn bijvoorbeeld Bidens cernua, Persicaria hydropiper, Alisma plantago-aquatica en Glyceria fluitans, ook wel Eleocharis acicularis. Kerkhof en Duistermaat (1995) (Gorteria 21-3): Langs en in jaarlijks geschoonde sloten. Pioniersoort die profiteert van afsteken van slootkanten bij schoning. Veel begeleid door Glyceria maxima, G. fluitans, Mysotis laxa/palustris, Sparganium erectum, Phalaris arundinacea, Eleocharis palustris, Agrostis stolonifera, Equisetum fluviatile, E. palustre, Persicaria amphibia en Carex disticha. Beringen (1996) (Gorteria 22-6):aan slootkanten met Phalaris arundinacea, Glyceria maxima, Elytrigia repens en Urtica dioica; op slikkige oevers met Bidens cernua, Veronica beccabunga, V. catenata, Eleocharis palustris, Juncus bufonius, Alisma plantago-aquatica, Echinicloa crus-galli, Senecio inaequidens. |
