Discussie |
Oude indeling | G47 |
Wijziging vooraf | |
Literatuur | Weeda: in de eerste plaats bewoner van zonnige, matig droge, kleiige bermen met een tamelijk ruige begroeiing van Glanshaver, Peen, Grote kaardebol en dergelijke. Soms tussen lang gras of nabij struweel in krijthellingen. Voorts in klaverrijke pionierbegroeiingen in klei- en kalkgroeven. Oberdorfer: op vochthoudende, basenrijke (vaak kalkloze) leemgrond, in Duitsland vooral in droge 'vette' graslanden, soort van de Arrhenateretalia. R=7 (neutraal). |
Conclusie op basis literatuur | - |
Conclusie op basis verdeling over ecotooptypen | (G47->G47kr) |
Voorstel wijziging | - |
Toelichting voorstel | Han: in Nederland gebonden aan kalkrijke milieus (G47kr)? |
Commentaar referenten | KG: verspreidingsbeeld (300 kmhokken) suggereert G47kr, want de soort komt vooral in Zeeuws Vlaanderen, de zak van Zuid-Beveland en oostelijk zuid-Limburg voor. |
Reactie | Verspreidngsbeeld kan ook gevolg zijn van klimaatsomstandigehden. Vanwege onzekerheid niet ingedeeld als obligaat kalkminnend. |
Resulterende indeling | G47 |