U bevindt zich op:
Gebieden
Habitattype 'Duinbossen'
Kenschets en beschrijving
EU-code2180
EuropaOude, met loofhout beboste duinlandschappen zijn in Europa zeldzaam en de genoemde bostypen zijn vrijwel tot Nederland beperkt
Areaal in Nederland1000-10000 ha
Profiel
Gedetailleerde informatie
Dit habitattype betreft natuurlijke of halfnatuurlijke oude duinbossen met een goed ontwikkelde structuur en soortensamenstelling. De bossen zijn vooral aan te treffen in valleien en aan de binnenduinrand van het oude duinlandschap. Het habitattype omvat in ons land vier bostypen, te weten duinberkenbos, twee varianten duineikenbos en stinzenbossen.
De belangrijkste boomsoorten in het opmerkelijk soortenrijke Duinberkenbos (associatie Crataego-Betuletum pubescentis van het verbond Alno-Padion) zijn Zachte Berk (Betula pubescens), Zomereik (Quercus robur) en Ratelpopulier (Populus tremula). In de struiklaag zijn Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en Wilde liguster (Ligustrum vulgare) kenmerkend. Het open struweelkarakter van dit berkenbos, dat – deels onder invloed van de zeewind – meestal niet hoger wordt dan zo'n 10 m, wordt bevestigd door het optreden van soorten als Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum), Drienerfmuur (Moehringia trinervia), Gestreepte witbol (Holcus lanatus) en Veldbeemdgras (Poa pratensis). De relatieve vochtigheid van de standplaats (met name in de winter zijn de grondwaterstanden hoog) wordt gereflecteerd door het voorkomen van soorten als Echte valeriaan (Valeriana officinalis), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Kale jonker (Cirsium palustre) en Watermunt (Mentha aquatica). Differentiërende duinplanten zijn onder meer Duinriet (Calamagrostis epigejos), Veldhondstong (Cynoglossum officinale), Welriekende salomonszegel (Polygonatum odoratum) en Zandzegge (Carex arenaria). Het bostype is beperkt tot de kalkrijke duinen tussen Schouwen en Egmond, waar het een laat successiestadium vormt in kalkrijke duinvalleien. Het is een zeldzaam type dat slechts bekend is van enkele locaties.
Door ontkalking en verdroging kan uit het berkenbos een duineikenbos ontstaan (associatie Fago-Quercetum van het verbond Quercion roboris), een bostype van voedselarme bodem waarin Zomereik de belangrijkste boomsoort is. Het eikenbos wordt wat hoger dan het berkenbos; het kan een hoogte van 20 m bereiken. In de ondergroei vormt Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis) plaatselijk grote compacte groepen, maar deze fraaie soort is niet altijd aanwezig. Soorten als Wilde kamperfoelie, Duinriet en Valse salie (Teucrium scorodonia) zijn algemener. Dit bostype wordt over een grote oppervlakte aangetroffen in enkele Hollandse duingebieden en sporadisch op de Waddeneilanden. Op Walcheren liggen dergelijke bossen direct achter de zeereep; ze vormen hier de enige natuurlijke bosgrens in ons land.
In de kalkarme duinen komt op de meest voedselarme plaatsen een duineikenbos voor dat behoort tot de associatie Betulo-Quercetum roboris eveneens van het Quercion-verbond); hierin treedt, naast Zomereik, ook Ruwe berk (Betula pendula) op de voorgrond. Dit bostype wordt onder meer in de binnenduinrand bij Schoorl aangetroffen.
Stinzenbossen zijn bossen op landgoederen met een rijke voorjaarsflora; hierin treden onder meer Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis), Wilde hyacint (Scilla non-scripta) en Holwortel (Corydalis cava) op. Evenals het duinberkenbos worden ze gerekend tot het verbond Alno-Padion. Ze zijn sterk door de mens beïnvloed, wat zijn weerslag heeft op de vegetatiestructuur en de ondergroei; de boomlaag is vaak aangeplant. Met name in de binnenduinrand van de kalkrijke duinen (van Walcheren tot Bergen) komen plaatselijk soortenrijke en in het voorjaar opvallend bloemrijke stinzenbossen voor, die plantensociologisch verwant zijn aan de hardhoutooibossen
(habitattype 91F0).
Fotograaf: C. van den Berg
Oud duinlandschap op Texel. Plaatselijk kennen de eikenbossen hier een uitbundige ondergroei van Gewone eikvaren (Polypodium vulgare). Onder invloed van wind en zout nemen de bomen vaak grillige vormen aan.
Fotograaf: B. van Gennip
Voorjaarshelmbloem (Scophularia vernalis)
Randvoorwaarden en storingsgevoeligheid
De informatie over randvoorwaarden en storingsgevoeligheid is indicatief en kan niet zondermeer op iedere feitelijke situatie in het veld van toepassing worden geacht!
Abiotische randvoorwaarden
Vochtzeer vochtig - droog
Zuurgraadzeer zuur - zuur
Voedselrijkdomvoedsel arm - matig voedselrijk
Zoutgehaltezeer zoet
Bodemtypelemig zand leem
Opmerkingen
Storende factoren
Hieronder wordt indicatief aangegeven wat de gevoeligheid van dit habitattypen is voor verschillende storende factoren
Ruimtelijke effecten
Oppervlakteverliesgevoelig
Versnipperingvoor kenmerkende dieren gevoelig
Chemische effecten
Verzuring door stikstof uit de luchtgevoelig
Vermesting door stikstof uit de luchtzeer gevoelig
Verzoetingniet gevoelig
Verziltingzeer gevoelig
Verontreiniginggevoelig
Fysische effecten
Verdroginggevoelig
Vernattingzeer gevoelig
Verandering stroomsnelheidniet gevoelig
Verandering overstromingsfrequentiegevoelig
Verandering dynamiek substraatn.v.t.
Mechanische effecten
Verstoring door geluidn.v.t.
Verstoring door lichtn.v.t.
Verstoring door trillingn.v.t
Optische verstoringvoor kenmerkende dieren gevoelig
Verstoring door mechanische effectengevoelig
Directe menselijke effecten
Verandering in populatiedynamiekvoor kenmerkende dieren gevoelig
Bewuste verandering soortensamenstellinggevoelig