Bijlage 2. Aanvullende informatie faunapassages

Inleiding | Droge duiker | Natte duiker | Amfibietunnel | Combinatie paddage | Onderdoorgang (wildtunnel) | Overspanning (wildviaduct) | Uitstapplaats | Bronnen

upInleiding

Dieren en barrières
Diersoorten worden in hun trek en verspreiding gehinderd door allerlei obstakels zoals gebouwen, wegen, akkers, sloten en hekken. Echter, wat voor de ene soort een hindernis is, hoeft voor de andere soort nauwelijks een belemmering te zijn. Zo is een drukke verkeersweg een grote barrière voor bijvoorbeeld loopkevers terwijl vliegende insecten deze weg meestal probleemloos kunnen kruisen. De weg zelf is niet alleen een fysieke barrière. Voor sommige soorten is het verkeerslawaai alleen al reden om de weg te mijden.
Zelfs meer ‘natuurlijke’ elementen kunnen een barrière vormen. Kleine landdieren zullen een sloot alleen in noodgevallen oversteken. Een eekhoorn zal niet snel naar een ander bosje lopen indien hij daarvoor eerst over kale akkers of vlakke weilanden moet: daar heeft hij geen dekking en vormt hij een gemakkelijke prooi voor roofvogels. In het algemeen kan men stellen dat stedelijke uitbreidingen en infrastructuur de echte grote barrières vormen. Door deze barrières is het landschap als het ware in stukken gesneden. Dit wordt versnippering genoemd.
Wanneer versnippering wordt veroorzaakt door vlakken en (bebouwde) gebieden dan is de manier om deze versnippering op te lossen gericht op aanleg of herinrichting van gebieden met een meer natuurlijk karakter of het ‘dooraderen’ van de ongeschikte gebieden met ecologische verbindingszones.
Wanneer versnippering wordt veroorzaakt door lijnvormige elementen zoals kanalen en wegen, dan zijn oplossingen meestal gericht op het kruisen van deze elementen met ecologische verbindingszones (de ‘groene dooradering’ wordt hier een ‘groene kruising’) of het aanleggen van faunapassages. Faunapassages zijn als het ware de zebrapaden, de oversteekplaatsen, de bruggen voor diersoorten om wegen en kanalen te kunnen passeren.

Opheffen van barrières door middel van faunapassages
Een faunapassage is een middel voor dieren om ongedwongen en op een veilige manier de andere kant van een obstakel te bereiken. Dit kan over een weg, langs een weg of onder een weg door. Dieren kunnen op eenzelfde wijze worden geholpen als overstekende voetgangers: door middel van bruggen, tunnels en speciale voetpaden. Faunapassages zijn over het algemeen civieltechnische kunstwerken (buizen, bruggen, duikers, viaducten). Door aanpassingen aan een bestaand kunstwerk kan het vaak mede geschikt worden gemaakt als faunapassage. Het kunstwerk behoudt hierbij zijn (civiel-technische) functie. Ook worden kunstwerken speciaal als faunapassage ontworpen en toegepast; deze kunstwerken zijn volledig op de passeerbaarheid door dieren afgestemd.

Soorten faunapassages
Er zijn verschillende soorten faunapassages. Kort gezegd: grote of kleine, eigen passages of aangepaste kunstwerken, droge en natte passages, passages onder de barrière door of erover heen. Grote passages zijn geschikt voor (grote) zoogdieren en meerdere kleinere soorten. Kleinere passages zijn veelal gericht op slechts een soort of enkele soorten. Grote dieren zoals het ree maken geen gebruik van (te) kleine passages. Passeermogelijkheden worden gemaakt door ofwel faunapassages speciaal (nieuw) aan te leggen voor diersoorten, ofwel door een bestaande civieltechnisch kunstwerk zoals een brug aan te passen. Meestal houdt dit in dat er (naderhand, want de brug is er al) wat aan wordt geplakt of een deel van de verkeersstrook wordt ingericht als groenstrook. Droge passages liggen boven het grondwater en worden doorgaans gebruikt door typische landdieren. Natte passages zijn vochtig en liggen langs watergangen. Deze worden gebruikt door aan water gebonden dieren zoals vissen en dieren die langs of op oevers leven. Droge passages worden aangelegd in een buisconstructie onder de barrière door, ofwel in een brugconstructie over de barrière heen. Natte passages bestaan uit loopstroken in duikers of onder bruggen.

Voor faunapassages gelden een aantal algemene regels: 

Verschillende soorten faunapassages passeren hieronder kort de revue.

upDroge duiker

Algemeen
Een droge duiker is een ronde of vierkante buis, gelegen boven waterniveau, die onder een weg, haaks op de weg wordt aangelegd. Dieren hoeven de weg niet langer over te steken; ze kruipen door de buis. Afhankelijk van de grootte en lichtinval is een tunnel geschikt voor verschillende diersoorten zoals das, marterachtigen, egel en in mindere mate muizen, reptielen en amfibieën. Reptielen en amfibieën maken vooral gebruik van buizen met een platte bodem en rechte wanden; in buizen met ronde wanden kunnen zij zich niet oriënteren. Hoewel amfibieën van een groot aantal typen passages gebruik kunnen maken worden tijdens de seizoenstrek (paddentrek) alleen ruime duikers of de speciaal ontworpen amfibieëntunnels goed gebruikt. Een duiker met een binnendiameter van 0,50 m wordt ook wel dassentunnel genoemd.

Geschiktheid
Geschikt voor middelgrote zoogdieren zoals das, marterachtigen en egel. In mindere mate geschikt voor kleine zoogdieren zoals muizen, reptielen en amfibieën. Niet geschikt voor ongewervelden en vliegende diersoorten.

Uitvoering

upNatte duiker

Algemeen
Een natte duiker is een ronde of vierkante buis, gelegen in het verlengde van een waterloop, die onder de weg haaks op de weg wordt aangelegd. Door een watervoerende duiker staan watergangen + oeverzones aan beide zijden van de weg met elkaar in verbinding. Afhankelijk van de grootte en lichtinval is een tunnel geschikt voor verschillende soorten aan water gebonden dieren zoals bepaalde zoogdieren, vissen, amfibieën en allerlei waterorganismen. In natte duikers kunnen ook speciale voorzieningen voor zoogdieren worden aangelegd (zie 4. Combinatieduiker).

Geschiktheid
Geschikt voor vissen, (larven van) amfibieën en allerlei ongewervelde waterdieren. In mindere mate geschikt voor kleine zoogdieren zoals muizen en ratten. Niet geschikt voor overige zoogdieren, reptielen, andere landdieren en vliegende diersoorten.

Uitvoering

upAmfibietunnel

Algemeen
Een amfibieëntunnel is een half-open tunnel, met name bedoeld voor reptielen en de seizoenstrek van amfibieën. De tunnels worden in het wegdek aangebracht en zijn om verkeerstechnische redenen niet geschikt voor intensief gebruikte wegen en wegen met veel zwaar verkeer.
Er zijn verschillende typen half-open tunnels:

Uitvoering

upCombinatie paddage

Algemeen
De beste oplossing bij natte duikers of watervoerende onderdoorgangen is het doorvoeren van zowel het watergedeelte als een oeverdeel. Hiermee kunnen zowel in water levende dieren als aan water gebonden dieren, die doorgaans in of op de oever leven, van de passage gebruik maken. De meest gebruikte toepassingen zijn doorgetrokken oevers, loopstroken en ecoduikers. Doorgetrokken oevers worden toegepast bij bestaande ruime onderdoorgangen. Loopplanken of andere looprichels zijn vooral geschikt in kleinere duikers en worden boven het waterpeil aangebracht zodat ze niet ten koste gaan van het waterdoorvoerend vermogen. Bij ecoduikers zijn de loopstroken reeds opgenomen in de betonnen constructie, zij worden toegepast bij nieuw aanleg of reconstructie van wegen.
Wanneer de beschikbare ruimte gering is, kan gekozen worden voor een combinatie. Bijvoorbeeld een U-bak voor het doorvoeren van water, terwijl een smalle zone van de grond waarin de U-bak is ingegraven wordt overkapt door een betonnen overkoepeling. U-bak en overkoepeling tezamen vormen een combinatiepassage waar een weg overheen aangelegd kan worden. Ook kan een natte rechthoekige duiker in tweeën worden gesplitst door middel van een opstaand betonnen ‘tussenschot’.
Eén deel hiervan voert water, het andere deel is opgevuld met zand en is in feite een looprichel. In de praktijk wordt in principe gekozen voor een bredere overspanning of bredere maatvoering dan voor de doorvoer van een waterloop strikt noodzakelijk is. In het veld zie je dan zowel de sloot als de oeverzone door de duiker of onderdoorgang lopen.
In situaties van een bestaande ‘kale’ watervoerende duiker of onderdoorgang worden ook wel aanvullende houten gordingen of richels aangebracht aan de wanden. Dit worden ook wel treffend ‘otterrichels’ genoemd.

Geschiktheid
Geschikt voor vissen, amfibieën, allerlei ongewervelde waterdieren en kleine tot middelgrote zoogdieren zoals das, marterachtigen, otter, muizensoorten en egel, sommige soorten watervogels. Niet geschikt voor overige zoogdieren, reptielen, andere landdieren en overige vliegende diersoorten.

Uitvoering

upOnderdoorgang (wildtunnel)

Algemeen
Een wildtunnel is een brede onderdoorgang, gelegen boven waterniveau, die onder een weg, haaks op de weg wordt aangelegd. Door de grotere afmetingen (vanaf 10 m breed) is dit soort faunapassages vooral gericht op grotere zoogdieren zoals het ree. Andere kleinere diersoorten maken ook wel gebruik van dit soort passages. Bestaande onderdoorgangen worden ook wel als faunapassage gebruikt. Een bekend voorbeeld is een veetunnel, een onderdoorgang waarmee een agrariër zijn land kan bereiken wanneer dit aan de andere zijde van snelweg of spoorbaan ligt.
Bestaande onderdoorgangen met bijvoorbeeld fietspaden worden doorgaans overdag gebruikt (door fietsers), terwijl grote zoogdieren doorgaans ’s nachts actief zijn en gebruik kunnen maken van een dergelijke passage. Veetunnels zijn doorgaans nogal smal (3-6 m) waardoor het gebruik ervan beperkt is.
In andere gevallen worden viaducten niet alleen voor ongelijkvloers kruisend verkeer gebruikt maar is er een apart deel dat door dieren gebruikt kan worden. Dit kan dan weer een fietspad zijn, maar in sommige gevallen is een deel van de onderdoorgang van het viaduct speciaal ingericht op passage door dieren. Er zijn in dat geval bijvoorbeeld lichtwerende schermen aangebracht (tegen verstoring van koplampen) of geleidende elementen aangebracht (bijvoorbeeld stobben). Gecombineerde onderdoorgangen zijn minimaal 10 meter breed bij een lengte van niet meer dan 30 meter.

Geschiktheid
Geschikt voor grote tot middelgrote zoogdieren zoals edelhert, ree, wild zwijn. Afhankelijk van dekkingsmogelijkheden in de onderdoorgang geschikt voor middelgrote en kleine zoogdiersoorten zoals das, marterachtigen, egel en muizensoorten en amfibieën. In mindere mate geschikt voor ongewervelden (loopkevers e.d.), sommige vogelsoorten (zwaluwen e.d.) en vlinders. Niet geschikt voor reptielen en overige vliegende diersoorten.

Uitvoering

upOverspanning (wildviaduct)

Algemeen
Met name ten behoeve van groot wild kunnen met zand, aarde en struiken beklede viaducten aangelegd worden, over de barrière heen, zodat er een verbinding tussen twee (leef)gebieden tot stand wordt gebracht. Wildviaducten zien er vanaf de weg uit als viaducten waar bomen en struiken op groeien.
Bij bestaande viaducten kan er ook een strook deel worden aangebouwd, of een deel van het viaduct wordt ingericht voor dieren. Een aangebouwde betonnen bak dient minstens 1 meter breed te zijn en is gevuld met schrale grond en wat begroeiing. Door het medegebruik door verkeer zijn dergelijke groenstroken op viaducten echter niet geschikt voor grote zoogdieren, ze worden doorgaans alleen door kleinere diersoorten gebruikt.

Geschiktheid
Afhankelijk van de inrichting geschikt voor zoogdieren, reptielen, amfibieën, vogels, planten, vlinders en insecten en andere landgebonden ongewervelden.

Uitvoering

upUitstapplaats

Algemeen
Watergangen zijn veelal voorzien van een verticale beschoeiing. Deze kan bestaan uit een aaneengesloten palenrij, betonelementen of stalen damwanden. De beschoeiing beschermt de oever tegen erosie door golven, stroming of betreding. Te water geraakte dieren kunnen door de steile oevers niet op de kant komen en zullen verdrinken. Om dit te voorkomen biedt het aanleggen van uitstapplaatsen een oplossing. Te water geraakte dieren kunnen nog, voordat ze uitgeput of onderkoeld raken, op de kant komen. Dieren kunnen zo de waterlopen redelijk gemakkelijk passeren.

Geschiktheid
Afhankelijk van de grootte geschikt voor zoogdieren, reptielen, amfibieën, vogels en insecten.

Uitvoering
Er zijn vele manieren om uitstapplaatsen aan te leggen. De meest toegepaste zijn:

Over het algemeen geldt dat natuurvriendelijke oevers en uitstapplaatsen die voor de bestaande oever liggen door dieren makkelijker worden gebruikt dan uitstapplaatsen die achter de bestaande beschoeiing worden aangebracht.

upBronnen

Literatuur

Auteur
Pieter Joop