Bijlage 3. Aanvullende informatie vleermuizen

Mitagatie en compensatie voor vleermuizen | Vaststellen verblijfstype van zolders/gebouwen voor vleermuizen | Eisen ontwerp vleermuiskast | Eisen en ontwerp zomerverblijfplaats | Eisen en ontwerp winterverblijfplaats | Gedragsregels vleermuizen in hun verblijven | Jaarcyclus van vleermuizen | Bronnen

upMitigatie en compensatie voor vleermuizen



Algemeen
Vleermuizen zijn gevoelig voor veranderingen in hun leefgebied, met name hun foerageergebieden en verblijfplaatsen. Ze zijn veelal afhankelijk van landschapselementen om zich te oriënteren in het landschap en de weg naar voedselgebieden en verblijfplaatsen (terug) te kunnen vinden. Bovenal zijn vleermuizen een (groot) deel van het jaar afhankelijk van holten in bomen, kieren in gebouwen , schuren, kelders of grotten omdat ze daar bijvoorbeeld zich voortplanten, hun jongen grootbrengen of overwinteren. Vleermuissoorten kunnen vrijwel solitair leven maar evenzo kunnen soorten in een complex netwerk met elkaar leven en (in families of grote groepen) gebruik maken van deze ruimten.
Om deze redenen zijn bij bouw-, inrichtings-, sloop-, kap-, of (her)inrichtingsmaatregelen veelal om verschillende redenen schadelijk voor vleermuizen. Voor het bepalen van de juiste mitigatie of eventuele compensatie is het van belang te bepalen welke functies een object of een gebied voor de vleermuizen vervullen. Hierbij stelt de ene vleermuissoort andere eisen dan de andere vleermuissoort, is de ene soort flexibeler dan de andere en variëren dus ook de effecten en daarmee de mogelijkheden voor afdoende compensatie en mitigatie.

Vuistregels
Verblijfplaatsen in bomen
Verblijfplaatsen in (onderaardse) structuren

Verblijfplaatsen in gebouwen en kerkzolders

Algemene opmerkingen ten aanzien van verblijfplaatsen

Vliegroutes

Aanvullende maatregelen

upVaststellen verblijfstype van zolders/gebouwen voor vleermuizen


Vleermuizen kunnen op verschillende manieren gebruik maken van een (kerk)zolder. De volgende soorten gebruik worden onderscheiden:

Met het stroomdiagram van figuur 2 kan worden bepaald van welk type gebruik sprake is bij een zolder.

Kraamkolonie (KK)

Kolonie (K)

Verblijf (V)

Pleisterplaats (P)

Voor het vaststellen van volwassen vrouwtjes als dan niet met juveniele dieren of het aantal vleermuizen moet de ruimte minimaal 3x worden geïnspecteerd door een ter zake deskundige en/of moeten aanvullende gegevens worden verkregen uit (tellingen/inventarisaties van) voorgaande jaren.

upEisen ontwerp vleermuiskast


Eisen
Een aantal vleermuizensoorten bewoont het gehele jaar of een deel daarvan in holten van bomen. Bij gebrek aan deze natuurlijke boomholten kunnen vleermuizenkasten dienen als kunstmatige aanvullende verblijfplaatsen. Vleermuizenkasten moeten echter niet worden beschouwd als volledige en goede vervangers van holle bomen. Ze kunnen namelijk niet de gehele functie van een boomholte vervangen. Ze worden gebruikt als slaapplaats, paarplaats en heel soms als kraamkamer. Bij het gebruik als paarplaats roepen b.v. mannelijke ruige dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) langsvliegende vrouwtjes vanuit de kast. Bij de bouw van vleermuizenkasten dient rekening te worden gehouden met een aantal specifieke eisen die vleermuizen aan deze onderkomen stellen.

Ontwerp


upEisen en ontwerp zomerverblijfplaats



Sommige vleermuizensoorten gebruiken ’s zomers veelal gebouwen als rust- of slaapplaats of als kraamkamer.
Indien bij werkzaamheden in dit soort verblijfplaatsen (tijdelijk) werkzaamheden verwacht worden dan kan men de volgende richtlijnen in acht nemen:

upEisen en ontwerp winterverblijfplaats



Een aantal vleermuizensoorten verblijft ’s winters veelal in gebouwen, zoals steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en kasteelkelders. De afgelopen decennia werden af en toe kunstmatige verblijfplaatsen gebouwd van rioolbuizen of duikerelementen, die speciaal bestemd waren voor vleermuizen. Deze verblijfplaatsen werken echter doorgaans niet voldoende om als vervangende verblijfplaats te dienen voor verblijfplaatsen die door sloop- of bouwwerkzaamheden verloren zijn gegaan of een andere bestemming krijgen. Ze kunnen hooguit dienen als aanvullende verblijfplaatsen, maar de resultaten hierbij zijn in het algemeen zeer mager, op een enkele uitzondering na. Het verplaatsen van vleermuizen van de ene naar de andere verblijfplaats is zinloos en kan de dieren schaden. Ze zullen namelijk de nieuwe verblijfplaats zo spoedig mogelijk verlaten om naar hun oorspronkelijke verblijfplaats terug te gaan, ook in de winter en ook wanneer zij over grote afstand zijn verplaatst. Daarbij gaat veel energie verloren, die zij ’s winters wegens gebrek aan voedsel niet opnieuw kunnen opbouwen. Vleermuizen die s’ zomer verplaatst worden zullen hetzelfde terugkeergedrag vertonen.

Eisen
In het algemeen kan worden gesteld dat een winterverblijf moet voldoen aan de volgende eisen:

Winterverblijven worden, eenmaal in gebruik genomen, vaak vele jaren achtereen gebruikt. Praktisch is het soms mogelijk om bunkers of ijskelders om te bouwen tot geschikt winterverblijf voor vleermuizen. Daarnaast kunnen. Zoals hiervoor al is aangegeven, zowel rioolbuizen als duikerelementen worden gebruikt voor de aanleg van een nieuw winterverblijf en dit kunnen afgekeurde of oude elementen zijn. De hoogte van de rioolbuizen en duikerelementen moeten minstens 150 cm hoog zijn.

Ontwerp (hergebruik) bunker

Ontwerp Duikers

upGedragsregels vleermuizen in hun verblijven



upJaarcyclus van vleermuizen


Periode Natuur
Maart Als de dagtemperatuur boven de 10 ºC komt en er is geen nachtvorst meer gaan de insecten weer vliegen en verschijnen de eerste vleermuizen
April- begin mei In principe hebben alle de winterslaap achter de rug, de trekperiode begint voor die vleermuizen die er gescheiden winter- en zomerkwartieren op na houden
Begin mei De vrouwtjes vormen kraamkolonies waarin de mannetjes ontbreken
Half juni- half juli De eerste jonge vleermuizen worden geboren, veel bedrijvigheid bij de uitvliegopening van de kolonie
Half juli- half augustus Direct na het eerste uitvliegen van de jongen begint de kraamkolonie zich te ontbinden
Half augustus-september De aantallen in de kolonie lopen verder terug, de paartijd vangt aan
Oktober- half november De eerste soorten gaan in winterslaap, als het 's nachts vriest verdwijnt ook de rest
November- maart Volop winterslaap, ze kunnen wel regelmatig van plaats in de verblijfplaats veranderen

upBronnen


Externe deskundigheid


Websites
Auteurs
VZZ, Pieter Joop & Peter Lina