Bijlage 3. Aanvullende informatie vleermuizen
Mitagatie en compensatie voor vleermuizen |
Vaststellen verblijfstype van zolders/gebouwen voor vleermuizen |
Eisen ontwerp vleermuiskast | Eisen en ontwerp zomerverblijfplaats
| Eisen en ontwerp winterverblijfplaats | Gedragsregels vleermuizen in hun verblijven |
Jaarcyclus van vleermuizen | Bronnen
Mitigatie en compensatie voor vleermuizen
Algemeen
Vleermuizen zijn gevoelig voor veranderingen in hun leefgebied, met name hun foerageergebieden en verblijfplaatsen. Ze zijn veelal afhankelijk van landschapselementen om zich te oriënteren in het landschap en de weg naar voedselgebieden en verblijfplaatsen (terug) te kunnen vinden. Bovenal zijn vleermuizen een (groot) deel van het jaar afhankelijk van holten in bomen, kieren in gebouwen , schuren, kelders of grotten omdat ze daar bijvoorbeeld zich voortplanten, hun jongen grootbrengen of overwinteren. Vleermuissoorten kunnen vrijwel solitair leven maar evenzo kunnen soorten in een complex netwerk met elkaar leven en (in families of grote groepen) gebruik maken van deze ruimten.
Om deze redenen zijn bij bouw-, inrichtings-, sloop-, kap-, of (her)inrichtingsmaatregelen veelal om verschillende redenen schadelijk voor vleermuizen. Voor het bepalen van de juiste mitigatie of eventuele compensatie is het van belang te bepalen welke functies een object of een gebied voor de vleermuizen vervullen. Hierbij stelt de ene vleermuissoort andere eisen dan de andere vleermuissoort, is de ene soort flexibeler dan de andere en variëren dus ook de effecten en daarmee de mogelijkheden voor afdoende compensatie en mitigatie.
Vuistregels
- Hoe zeldzamer de soort, hoe groter de invloed van een ingreep. De zeldzaamheid wordt afgeleid van het relatieve aandeel van de (bekende) verspreiding in de provincie vergeleken met de (bekende) verspreiding in Nederland.
- Bepaal de functie van een gebied of verblijfplaats voor een soort (verblijfplaats, vliegroute/verbinding, jachtgebied) en de gevoeligheid van de soort voor de ingreep. Het verlies van een centrale verblijfplaats is bijvoorbeeld veel ernstiger dan het verlies van een verblijfplaats uit een soort met een uitgebreid netwerk. Doorsnijding van een vliegroute van een soort die sterk aan geleidende structuren is gebonden en/of zich hierin zeer traditioneel gedraagt, is veel ernstiger dan bij een soort die relatief los van het landschap kan vliegen of relatief flexibel is. Verlies van foerageergebied is bij een duidelijk territoriale soort is veel ernstiger dan bij een flexibelere soort. De mate van vervangbaarheid van een verloren element of object kan belangrijk zijn. Een boom van 100 jaar kan bijvoorbeeld minder snel en gemakkelijk vervangen worden dan een houtsingel
- Maatregelen dienen gericht te zijn op vermijding, mitigatie en compensatie van effecten op de aangetaste functie (verblijfplaats, vliegroute/verbinding, jachtgebied). Vleermuiskasten kunnen bijvoorbeeld nooit dienen ter compensatie van een verloren vliegroute.
- Uitvoering van alle maatregelen vereist deskundigheid over de soort en zijn leefomgeving, alsmede de specifieke situatie; voor een juiste uitvoering is altijd overleg met een ter zake deskundige gewenst.
- Indien het onvermijdelijk is bomen die in de loop van het seizoen door vleermuizen als vaste rust- en verblijfplaats worden gebruikt zijn toch te kappen, dient dit bij voorkeur niet te gebeuren tijdens bewoning.
- Zomer: in geval van de aanwezigheid van verblijfplaats(en) van een (kraam)groep wachten tot de gehele groep aan het einde van het kraamseizoen is uitgevlogen. Dan pas beginnen met de werkzaamheden.
- Buitensluiten na de kraamperiode: Indien tijdens warme dagen in de late zomer of vroege herfst geen dieren meer uitvliegen, of nadat het laatste dier is uitgevlogen (let op, er kunnen al dieren weer naar binnen vliegen terwijl andere nog moeten uitvliegen) kunnen de uitvliegopening(en) worden voorzien van een exclusion flap. Met kappen wordt pas begonnen nadat eventuele toch nog aanwezige dieren de dieren enkele dagen de gelegenheid hebben gehad te vertrekken.
- Tijdens de relatief veilige perioden na de winterslaap en voor de kraamtijd (relatief veilig = half maart – april), aan het eind van de kraamtijd (relatief veilig = half juli – half augustus), en na de paartijd1 (relatief veilig = oktober – half november) kan het acceptabel zijn om bomen die door vleermuizen worden of werden gebruikt te kappen.
- Ook in het geval van bomen bestaat de mogelijkheid de invliegopening voorzichtig open te breken om zo het binnenklimaat van de verblijfplaats te verstoren en eventueel nog aanwezige vleermuizen tot vertrekken te bewegen. Met kappen wordt pas begonnen nadat de dieren enkele dagen de gelegenheid hebben gehad te vertrekken.
- Bij het kappen van bomen waarin mogelijkerwijs toch nog vleermuizen kunnen zitten, dient de boom voorzichtig met een kabel aan een kraan neergelegd te worden. Vervolgens wordt de boom ten minste één nacht met rust gelaten, zodat de dieren de kans krijgen te vertrekken.
- Winter: De aanwezigheid van overwinterende dieren in onderaardse kelderachtige (potentiële) winterverblijven kan worden onderzocht door visuele inspectie van het verblijf. Meer geavanceerde technieken behoren tot de mogelijkheden.
- Alleen buiten het winterseizoen, of in ieder geval tot in het uiterste begin of aan het einde van het winterseizoen is slopen of renoveren, of zijn veranderingen aan de uit- en invliegopeningen acceptabel (relatief veilig vanaf half maart - begin april tot september).
- Werkzaamheden dienen bij voorkeur pas vanaf half april plaats te vinden, maar lichte werkzaamheden kunnen vanaf half maart acceptabel zijn. Werkzaamheden dienen uitsluitend tijdens relatief warme dagen (> 5° C) met gunstige weersomstandigheden plaats te vinden.
- Slopen van (potentiële) winterverblijven waarin mogelijkerwijs toch nog vleermuizen kunnen zitten dient te allen tijde te gebeuren door te strippen, zodat de dieren de kans krijgen te vertrekken.
- Zwermlocatie: of een (potentieel) winterverblijf wordt gebruikt als zwermlocatie is te controleren door waarnemingen met behulp van bat detectors (eventueel enkele nachten met een onbemande automatische detector unit) tijdens de zwermfases: half maart – begin april, half augustus – september. Niet elk winterverblijf is ook een zwermlocatie. Bij objecten die als zwermlocatie fungeren dienen werkzaamheden ook tijden deze perioden achterwege te blijven.
Verblijfplaatsen in gebouwen en kerkzolders
- Zomer: in geval van de aanwezigheid van een verblijfplaats van een kraamkolonie wachten tot de gehele groep aan het einde van het kraamseizoen is uitgevlogen. Dan pas beginnen met de werkzaamheden (half augustus). De aanwezigheid van een verblijfplaats controleren door visuele inspectie (zichtwaarnemingen en mest) en met behulp van batdetectoren (registreren uitvliegende vleermuizen).
- Winter: De aanwezigheid van overwinterende dieren in spouwmuren en andere verborgen plaatsen is niet na te gaan. Pas aan het einde van het winterseizoen, dat van jaar tot jaar kan variëren, kan op verschillende opeenvolgende avonden zonder neerslag en bij een temperatuur boven 10°C worden nagegaan of er (nog) dieren aanwezig zijn.
- Buitensluiten na de kraamperiode: Indien tijdens warme dagen geen dieren zijn uitgevlogen of nadat het laatste dier is uitgevlogen (let op, er kunnen al dieren weer naar binnen vliegen terwijl andere nog moeten uitvliegen) de uitvliegopening(en) voorzien van een exclusion flap en overige openingen en kieren dichten met schuimrubberen stroken.
- Tijdens de relatief veilige perioden na de winterslaap en voor de kraamtijd (relatief veilig = half maart – april), aan het eind van de kraamtijd (relatief veilig = half juli – half augustus), en na de paartijd (relatief veilig = oktober – half november) kan het acceptabel zijn om de ingangen van de verblijfplaatsen voorzichtig open te breken of dakpannen boven de hangplaatsen voorzichtig te verwijderen om zo het binnenklimaat van de verblijfplaats te verstoren en eventueel nog aanwezige vleermuizen passief tot vertrekken te bewegen. Met sloop of renovatie wordt pas begonnen nadat de dieren enkele dagen de gelegenheid hebben gehad te vertrekken.
- Werkzaamheden in de periode half maart – april, en oktober – half november, dienen uitsluitend tijdens relatief warme dagen (> 5° C) met gunstige weersomstandigheden plaats te vinden.
- Slopen van gebouwen waarin mogelijkerwijs toch nog vleermuizen kunnen zitten dient te allen tijde te gebeuren door te strippen, zodat de dieren de kans krijgen te vertrekken.
- Bij het slopen van gebouwen dient een vleermuisdeskundige aanwezig of ten minste oproepbaar te zijn zodat eventueel toch gevonden vleermuizen vakmatig kunnen worden opgevangen.
- Waar verblijfplaatsen verloren gaan, dienen er in de nieuwbouw in de omgeving nieuwe verblijfplaatsmogelijkheden te worden gerealiseerd. Dit dient te worden aangepast aan de soort en de nieuw te ontwikkelen bebouwing, en ontwikkeling van de specifieke aanpak dient te geschieden in samenwerking tussen vleermuisdeskundigen, de architect en de initiatiefnemer.
- Vleermuiskasten kunnen groepsgewijs (6 stuks per locatie) opgehangen worden in bossen en natuurgebieden ter compensatie van verblijfplaatsen van solitaire mannetjes of kleine gezelschappen die verloren gaan bij de sloop van gebouwen. Aan gebouwen in de directe omgeving van slooppanden kunnen ook twee meter brede houten planken tegen muren aangebracht worden waar de vleermuizen onder kunnen kruipen. Daarbij is het van belang de ruimte op te delen in verschillende compartimenten.
Algemene opmerkingen ten aanzien van verblijfplaatsen
- Indien het onvermijdelijk is verblijven die in de het voorjaar en herfst als zwermlocatie, en in de winter als winterverblijf worden gebruikt toch te slopen of renoveren, of anderszins te gebruiken dient dit bij voorkeur niet te gebeuren tijdens bewoning/gebruik door de vleermuizen
- Bij het kappen van bomen of slopen van gebouwen dient een vleermuisdeskundige aanwezig of ten minste oproepbaar te zijn, zodat eventueel toch gevonden vleermuizen vakmatig kunnen worden opgevangen.
- Waar verblijfplaatsen verloren gaan, dienen er nieuwe verblijfplaatsmogelijkheden te worden gerealiseerd.
- Compensatie van verloren bomen is uitermate moeilijk in verband met het traditionele gedrag van vleermuizen, en het feit dat boomholtes meestal pas ontstaan in relatief oude bomen. Ter compensatie van het verlies aan boomholtes dienen er nieuwe bomen te worden aangeplant, en dient het beheer van deze bomen en het beheer van al ouder bos in de directe omgeving gericht te worden op het ontstaan van boomholtes. Aan de soort aangepaste vleermuiskasten kunnen als tijdelijke compensatie worden gebruikt.
-
Compensatie van onderaardse structuren die als winterverblijf en zwermlocatie worden gebruikt is zeer moeilijk in verband met de zich slechts uitermate langzaam ontwikkelende traditie van een winterverblijf. Ter compensatie van het verlies aan winterverblijven en zwermlocaties dienen andere potentieel geschikte locaties in de onmiddellijke omgeving zo ingericht te worden dat hun geschiktheid als winterverblijf en zwermlocatie wordt verbeterd.
Vliegroutes
- Waar vliegroutes doorsneden worden kunnen deze door herplant, hop-overs of ondertunneling weer aaneengesloten te worden.
- Passageplaatsen kunnen zo te worden ingericht dat het risico dat vleermuizen verkeersslachtoffer worden wordt geminimaliseerd.
- Beheermaatregelen (bomen vellen) aan houtopstanden die in gebruik zijn als vliegroute uitsluitend uitvoeren in de periode 1 augustus - 1 april.
- Passageplaatsen dienen zo donker als mogelijk te worden ingericht.
Aanvullende maatregelen
- Veilig stellen van opgaande elementen in een gesloten landschap, (gedeeltelijk) sparen van houtwallen, singels.
- Veilig stellen van verblijfplaatsen in bomen; beheer van bos en bomen richten op behoud van oude bomen en boomholtes, en op ontstaan van boomholtes.
- Herplant van singels, bomenrijen. Fragmentatie opheffen.
- Bij het ontwerp en de uitvoering van ontsnipperingsmaatregelen de maatvoering, inrichting en locatiekeuze afstemmen op eisen van vleermuizen.
- Zorgdragen voor donkere verbindingsroutes tussen bosgebieden en tussen bosgebieden en water.
- Opnieuw openstellen van ondergrondse ruimten na werkzaamheden. Oorspronkelijke invliegopening(en) in stand houden.
- Per overwinteringsobject opstellen van gebruikersprotocollen voor (mede) gebruik door mensen op de basis van het gebruik door vleermuizen (zwermen, overwinteren, aanwezige soorten).
- Minst ongunstige periode voor zaag- en kapwerk is van september tot half november. Behalve wanneer de betreffende bomen door vleermuizen als paarbomen (dit geldt niet voor de baardvleermuis) worden gebruikt, dan dient ook de maand september te worden ontzien.
Vaststellen verblijfstype van zolders/gebouwen voor vleermuizen

Vleermuizen kunnen op verschillende manieren gebruik maken van een (kerk)zolder. De volgende soorten gebruik worden onderscheiden:
- door (kraam)kolonies;
- door individuele of meestal kleine aantallen vleermuizen (vaak mannetjes);
- als ‘tussenstop’ tijdens het foerageren dan wel als foerageerplek.
Met het stroomdiagram van figuur 2 kan worden bepaald van welk type gebruik sprake is bij een zolder.
Kraamkolonie (KK)
- Er is sprake van een kraamkolonie als volwassen vrouwtjes al dan niet met juveniele (jonge) dieren zijn waargenomen.
Kolonie (K)
- Bij de Gewone of Bruine grootoorvleermuis (Plecotus auritus) is er sprake van een kolonie als het grootste aantal dieren per bezoek meer dan vijf bedraagt.
- Voor de Grijze grootoorvleermuis wordt drie als ondergrens gehanteerd voor een kolonie omdat deze soort vaak kleinere kolonies vormt (conform Limpens et al., 1997).
Verblijf (V)
- Als er regelmatig dieren in een verblijf worden waargenomen of als er nooit dieren maar wel grote hoeveelheden verse mest aantreffen, wordt het verblijf als regelmatig gebruikt beschouwd, hier aangeduid als ‘verblijf’
Pleisterplaats (P)
- Worden er door het jaar heen alleen sporen van vleermuizen aangetroffen (mest, vraatresten) of slechts zeer incidenteel een dier, dan is er sprake van een ‘pleisterplaats’.
Voor het vaststellen van volwassen vrouwtjes als dan niet met juveniele dieren of het aantal vleermuizen moet de ruimte minimaal 3x worden geïnspecteerd door een ter zake deskundige en/of moeten aanvullende gegevens worden verkregen uit (tellingen/inventarisaties van) voorgaande jaren.
Eisen ontwerp vleermuiskast
Eisen
Een aantal vleermuizensoorten bewoont het gehele jaar of een deel daarvan in holten van bomen. Bij gebrek aan deze natuurlijke boomholten kunnen vleermuizenkasten dienen als kunstmatige aanvullende verblijfplaatsen. Vleermuizenkasten moeten echter niet worden beschouwd als volledige en goede vervangers van holle bomen. Ze kunnen namelijk niet de gehele functie van een boomholte vervangen. Ze worden gebruikt als slaapplaats, paarplaats en heel soms als kraamkamer. Bij het gebruik als paarplaats roepen b.v. mannelijke ruige dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) langsvliegende vrouwtjes vanuit de kast. Bij de bouw van vleermuizenkasten dient rekening te worden gehouden met een aantal specifieke eisen die vleermuizen aan deze onderkomen stellen.
- De maat van de invliegspleet is vrij kritisch (max. 1,5 cm. breed), omdat anders kleine zangvogels (winterkoning en boomkruiper) de kast als slaapplaats gaan gebruiken. Vleermuizen gaan de concurrentie met vogels zoveel mogelijk uit de weg.
- Vooral de binnenzijde van het achterschot moet ruw zijn (zonodig extra ruw maken, horizontaal zaagsneden aanbrengen.), zodat de vleermuizen zich goed met de nageltjes van hun achterpoten en hun duimnagels kunnen vastgrijpen.
- De kast kan aan de buitenzijde geschilderd worden met een bruine of groene milieuvriendelijke beits. Noodzakelijk is het niet, het komt alleen de levensduur ten goede.
- Werk de bovenzijde (dus over het scharnier) af met een stukje dakleer of loodslab, let op dat de voorzijde wél gemakkelijk geopend kan worden.
- Hang de kast op aan een stevige boom, liefst op een plaats waar meer bomen aanwezig zijn. Een groter aantal kasten in één gebied verhoogt de kans op succes aanmerkelijk. (10 stuks per hectare). Onderlinge afstand tussen de kasten minimaal 30 m.
- De hoogte waarop de kast komt te hangen moet minstens 3 meter bedragen, dit i.v.m. het vrij uit kunnen vliegen van de vleermuizen.
- Draag er zorg voor dat de vleermuizen bij het uitvliegen zo min mogelijk obstakels tegenkomen, vaak wordt bij het uitvliegen géén gebruik gemaakt van het echolocatiesysteem.
- Hang de kast(en) zo mogelijk met de voorzijde naar het zonlicht. Vleermuizen zijn echte warmte liefhebbers, de kast kan op deze wijze zoveel mogelijk zonnewarmte absorberen.
- De kast dient tochtvrij en lichtdicht te zijn.
- Wanneer de kast eenmaal is opgehangen hoeft hij vrijwel nooit geopend te worden. Er kan gemakkelijk en zonder verstoring worden vastgesteld of de kast door vleermuizen bezocht wordt, er zijn dan keutels aanwezig op het mestplankje aan de onderzijde.
- De kasten moeten tenminste 1 x per jaar, bij voorkeur in de winter, worden schoongemaakt om spinrag en ander vuil te verwijderen.
Ontwerp
- Achterzijde: Ruwe plank van minimaal 1,5 cm. dikte. Deze plank over de gehele oppervlakte van zaagsneden voorzien. Totale lengte ongeveer 60 cm.
- Voorzijde: Lengte ongeveer 40 cm. Breedte van de plank ongeveer 20 - 25 cm., net wat er voorhanden is, maat is niet kritisch. Minimaal 1,5 cm. dik.
- Zijkanten: Rachelhout (panlatten) van 2,5- tot 3,5 cm. (onderdelen a,b,c.)
- Vulplaatje (onderdeel d): om de benodigde smalle invliegopening (max. 1,7 cm.!) te verkrijgen moet de opgegeven maat nauwkeurig gehanteerd worden. De dikte van het vulplaatje (d) is afhankelijk van de dikte van het gebruikte rachelhout voor de zijkanten (a,b,c).
- Diversen: Stevig messing scharnier, wat betere kwaliteit loont zich. Stukje dakleer of loodslab voor bovenzijde. Eén of twee grote schroefogen om de kast te sluiten
- Maten: Alle maten staan aangegeven in centimeters.

Eisen en ontwerp zomerverblijfplaats
Sommige vleermuizensoorten gebruiken ’s zomers veelal gebouwen als rust- of slaapplaats of als kraamkamer.
Indien bij werkzaamheden in dit soort verblijfplaatsen (tijdelijk) werkzaamheden verwacht worden dan kan men de volgende richtlijnen in acht nemen:
- De ruimte moet rustig zijn.
- De ruimte moet schemerduister zijn.
- Geen gebruik van stoffen of omstandigheden die in het verblijf stank of rook veroorzaken
- Geen gebruik van giftige houtverduurzamingsmiddelen die schadelijk zijn voor vleermuizen bij (ver)bouw van verblijfplaatsen.
Eisen en ontwerp winterverblijfplaats
Een aantal vleermuizensoorten verblijft ’s winters veelal in gebouwen, zoals steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en kasteelkelders. De afgelopen decennia werden af en toe kunstmatige verblijfplaatsen gebouwd van rioolbuizen of duikerelementen, die speciaal bestemd waren voor vleermuizen. Deze verblijfplaatsen werken echter doorgaans niet voldoende om als vervangende verblijfplaats te dienen voor verblijfplaatsen die door sloop- of bouwwerkzaamheden verloren zijn gegaan of een andere bestemming krijgen. Ze kunnen hooguit dienen als aanvullende verblijfplaatsen, maar de resultaten hierbij zijn in het algemeen zeer mager, op een enkele uitzondering na. Het verplaatsen van vleermuizen van de ene naar de andere verblijfplaats is zinloos en kan de dieren schaden. Ze zullen namelijk de nieuwe verblijfplaats zo spoedig mogelijk verlaten om naar hun oorspronkelijke verblijfplaats terug te gaan, ook in de winter en ook wanneer zij over grote afstand zijn verplaatst. Daarbij gaat veel energie verloren, die zij ’s winters wegens gebrek aan voedsel niet opnieuw kunnen opbouwen. Vleermuizen die s’ zomer verplaatst worden zullen hetzelfde terugkeergedrag vertonen.
Eisen
In het algemeen kan worden gesteld dat een winterverblijf moet voldoen aan de volgende eisen:
- rustig - hoge relatieve vochtigheid (90-100%)
- constante temperatuur (tussen 0 en 10? C)
- schemerduistere ruimte
- geen stoffen of omstandigheden die in het winterverblijf stank of rook veroorzaken.
Winterverblijven worden, eenmaal in gebruik genomen, vaak vele jaren achtereen gebruikt. Praktisch is het soms mogelijk om bunkers of ijskelders om te bouwen tot geschikt winterverblijf voor vleermuizen. Daarnaast kunnen. Zoals hiervoor al is aangegeven, zowel rioolbuizen als duikerelementen worden gebruikt voor de aanleg van een nieuw winterverblijf en dit kunnen afgekeurde of oude elementen zijn. De hoogte van de rioolbuizen en duikerelementen moeten minstens 150 cm hoog zijn.
Ontwerp (hergebruik) bunker
- De ingang afsluiten met een traliehek. Afstand tussen de spijlen 12-15 cm.
- Daarachter op 1-2 meter afstand een deur van watervast betonbekistingshout die het klimaat in de bunker stabiel houdt.
- De in/uitvliegopening wordt bovenin de binnenste deur uitgespaard. De lengte hiervan hoeft niet meer dan 10 cm te zijn en de breedte maximaal circa 3 (-5) cm. Roofdieren kunnen zo het vertrek niet in.
- In de zomermaanden het winterverblijf inspecteren of er eventuele schade is door vandalisme of andere oorzaken dat voor de aanvang van het winterseizoen kan worden hersteld.
Ontwerp Duikers
- De ingang afsluiten met een traliehek. Afstand tussen de spijlen 12-15 cm.
- Daarachter op 1-2 meter afstand een deur van watervast betonbekistingshout die het klimaat in de bunker stabiel houdt.
- Om een constante temperatuur binnen het verblijf te waarborgen dient het verblijf met minimaal 0,6 -1 m aarde te worden bedekt.
- Voor een goede luchtvochtigheid moet voldoende water naar binnen kunnen sijpelen vanuit de aarde op de tunnel. Hiertoe dienen de koker- of duikerelementen niet naadloos aan te sluiten. Om grondinspoeling te voorkomen wordt aan de buitenkant van de tunnel rond de naden/spleten zanddichtdoek aangebracht.
- Poreus gesteente of ruw metselwerk biedt vleermuizen houvast voor het slapen.
- Ligging: nabij aaneengesloten opgaande beplanting, bosranden, langs water, op afgelegen plaatsen.
- In de zomermaanden het winterverblijf inspecteren of er eventuele schade is door vandalisme of andere oorzaken dat voor de aanvang van het winterseizoen kan worden hersteld.
Gedragsregels
vleermuizen in hun verblijven
- De meeste zomerkolonies van de meeste soorten zijn 's zomers niet toegankelijk voor mensen.
- Het wegjagen van vleermuizen door ze te verstoren (lawaai, zand of water gooien, wegvegen) heeft geen gunstig effect. Bij verstoring in hun verblijf zullen de dieren vrijwel zeker niet naar buiten gaan, maar panisch blijven rondvliegen, of zich nog verder verstoppen en dieper wegkruipen achter balken, dakbeschot, kieren enz. Indien er drachtige vrouwtjes zijn, kan een dergelijke verstoring leiden tot spontane abortus.
- Het pakken van dieren is uit den boze. Ze zijn in de zomer vaak wakker en zeer alert en laten zich niet benaderen. Met de hand pakken is vrijwel niet mogelijk, met uitzondering van jonge dieren, maar dan wordt het probleem nog groter. Je zult ook de moeders moeten hebben en die laten dan hun jongen in de steek, zodat die van honger en dorst omkomen. Dus gewoon wachten tot het zomerverblijf niet meer gebruikt wordt en de dieren elders in winterslaap zijn gegaan.
- Winterverblijven in gebouwen en bomen zijn gewoonlijk niet te traceren, dus ook de daarin verblijvende dieren niet. In andere gevallen, zoals mergelgroeven, kelders, bunkers enz, die als winterverblijf worden gebruikt, zouden de dieren in principe handmatig kunnen worden verwijderd, maar als er veel kiertjes (gaatjes van1,5x 1,5 cm cm is genoeg om diep weg te kunnen kruipen), spleten enz zijn, krijg je maar een deel te pakken. Het andere deel van de dieren is onbereikbaar. Verplaatsen heeft geen zin. De dieren zullen na het overbrengen in een andere verblijfplaats, zelfs als deze een paar honderd kilometer van de oorspronkelijke verblijfplaats afligt, hun nieuwe verblijfplaats vrijwel terstond verlaten en proberen terug te vliegen, ook in de winter. Dat gaat ten koste van hun energie die ze niet kunnen aanvullen wegens gebrek aan voedsel. Dus gewoon wachten tot de winterslaap voorbij is.
- Artikel III, lid 5, van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement) zegt: Elke Partij wijst een geschikt orgaan verantwoordelijkheden toe voor het verstrekken van adviezen voor de bescherming en beheer van vleermuizen binnen haar grondgebied, in het bijzonder met betrekking tot vleermuizen in gebouwen. Partijen zullen hun ervaringen op dit gebied uitwisselen. LNV is thans (2004) bezig met het instellen van een adviesstructuur in deze.
Jaarcyclus van vleermuizen
Periode | Natuur |
---|---|
Maart | Als de dagtemperatuur boven de 10 ºC komt en er is geen nachtvorst meer gaan de insecten weer vliegen en verschijnen de eerste vleermuizen |
April- begin mei | In principe hebben alle de winterslaap achter de rug, de trekperiode begint voor die vleermuizen die er gescheiden winter- en zomerkwartieren op na houden |
Begin mei | De vrouwtjes vormen kraamkolonies waarin de mannetjes ontbreken |
Half juni- half juli | De eerste jonge vleermuizen worden geboren, veel bedrijvigheid bij de uitvliegopening van de kolonie |
Half juli- half augustus | Direct na het eerste uitvliegen van de jongen begint de kraamkolonie zich te ontbinden |
Half augustus-september | De aantallen in de kolonie lopen verder terug, de paartijd vangt aan |
Oktober- half november | De eerste soorten gaan in winterslaap, als het 's nachts vriest verdwijnt ook de rest |
November- maart | Volop winterslaap, ze kunnen wel regelmatig van plaats in de verblijfplaats veranderen |
Bronnen
Externe deskundigheid
- Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming.
- Regionale Vleermuiswerkgroepen. Literatuur
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, H.J.G.A., 2002 - 2005. Cursusmaterialen t.b.v. de cursus “vleermuizen en planologie”. Zoogdiervereniging VZZ / Eco Consult & Project Management.
- Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas, 2004. Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft, en de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, Arnhem. 24 pp.
- Handboek Natuurdoeltypen 2001, 2e geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van LNV.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites
- www.vleermuis.net
- www.minlnv.nl/vleermuis
- www.vzz.nl
- home.hccnet.nl/c.s.bakker
- Vleermuiskast. Email: Janboshamer@wanadoo.nl
VZZ, Pieter Joop & Peter Lina